Een interview met Denker des Vaderlands René Gude in boekvorm: dat is ‘Sterven is doodeenvoudig. Iedereen kan het.’ Een dun boekje (57 pagina’s) over ongeneeslijk ziek zijn, sterven en filosofie. De zes mooiste en/of meest intrigerende citaten op een rij:
1. Als ik van één ding overtuigd ben, dan is dat wel dat doodgaan niet zo erg is voor degene die doodgaat. (…) We zijn geneigd om enorm medelijden te hebben met hem of haar. Ik ben ervan overtuigd dat hoe eerder mensen beginnen met het denken aan degenen die doorleven nadat er iemand doodgaat, hoe beter het is. Ik denk dat mantelzorgers het absoluut zwaarder hebben dan stervenden.
2. Als ik nu één ding belangrijk vind, dan is het dat ik contact moet houden met andere mensen.
3. De arts heeft op epidemiologisch niveau, op maatschappijniveau waar het om grote aantallen gaat, heel precieze kennis (we weten precies hoeveel mensen er volgend jaar borstkanker of darmkanker krijgen, en we weten ook precies hoeveel ziekenhuisbedden we daarvoor nodig hebben, hoeveel artsen er klaar moeten staan, hoe hoog de verzekeringspolis moet zijn…), maar in de spreekkamer tegenover de patiënt zit de arts met zijn mond vol tanden.
4. Het zou mooi zijn als artsen beter zouden uitleggen wat het betekent om in onzekerheid te leven.
5. Wie te horen krijgt dat hij doodgaat, zou zijn leven schoon moeten vegen van alle kleine pietluttigheden, zou je denken. Dat geneuzel is voor de levenden. De stervenden hoeven zich daar niet meer druk om te maken. Maar het interessante is dat er helemaal geen leven overblijft als je dat doet. Het leven zit nu eenmaal zo in elkaar: je ondervindt frictie van dagelijkse kleine fluttigheden en daar maak je je verschrikkelijk druk om. Dus ik ben onbeperkt door blijven tobben, terwijl dit een ideaal moment zou zijn om dat allemaal uit handen te laten vallen.
6. Ik heb geen zelfmoordneigingen, maar het is niet zo dat ik het leven alleen maar leuk vind. (…) Er zitten ook tobberige, bewerkelijke kanten aan het leven.
Geef een reactie