Euthanasie is in moreel opzicht al lang geen heet hangijzer meer. Sinds 2002 is de arts die euthanasie toepast, en mits daarbij voldaan is aan de zorgvuldigheidseisen, van strafvervolging uitgesloten.
Twaalf jaar na de introductie van de ‘Euthanasiewet’ is meer dan 90% van de Nederlandse bevolking vóór euthanasie. De discussies die er rondom euthanasie zijn, gaan niet meer over de vraag óf euthanasie een mogelijkheid moet zijn om uit het leven te stappen, maar wíe daarvoor in aanmerking mogen komen (Mensen met dementie? Mensen die klaar met leven zijn? Euthanasie was ooit bedoeld als oplossing voor mensen die lichamelijk ondraaglijk lijden, inmiddels is euthanasie ook toegepast op iemand met smetvrees, iemand met pensioenangst en iemand die blind was. De term ‘glijdende schaal’ komt hierbij als vanzelf in gedachten inclusief de vraag: waar gaat het eindigen?).
De grote vraag die achter deze ontwikkeling zit krijgt nauwelijks nog aandacht: hoe zijn we als samenleving zover gekomen, dat we de technische, kunstmatige dood verkiezen boven de natuurlijke?
Als je kijkt naar de geschiedenis van onze samenleving tot op de dag van vandaag, zijn duidelijk de ontwikkelingen te zien die een wettelijk toegestane euthanasie mogelijk maakten. Daarmee wordt ook zichtbaar dat het toestaan van euthanasie kennelijk iets is dat niet ‘zomaar’ in een willekeurige samenleving aanwezig kan zijn. Er ligt een bepaalde, breed gedragen identiteit aan die samenleving ten grondslag die noodzakelijk is om legaal doden aanvaardbaar te maken. Die identiteit van onze samenleving zoals we die nu kennen is op diverse vlakken de afgelopen eeuwen flink veranderd en heeft de weg geëffend voor de huidige euthanasiepraktijk. Er zijn diverse factoren die daarin een rol hebben gespeeld.
Religie
Nederland is lang, zoals meerdere andere West-Europese landen, een samenleving geweest die religie als sturend principe had. De mens was geschapen naar Gods beeld; de eigen, persoonlijke, identiteit was daarmee volledig verbonden met die van God. Keuzes in een leven waren gericht op ‘het goede’ doen, om daarmee een plek in de hemel te veroveren. Memento Mori, gedenk te sterven, was het credo. Het leven op aarde stond in het teken van de dood en van de hemel, want dáár zou het gebeuren, dáár kwam de eventuele verlossing. De menselijk identiteit was onlosmakelijk verbonden met de dood. Daarbij kwam dat eventueel lijden dat aan het sterven vooraf ging, als een beproeving van God werd gezien, niet als een op zichzelf staand zinloos gegeven.
Religie als ultieme bron van waarheid werd echter langzaamaan steeds meer betwijfeld, onder meer door het opkomende verlichtingsdenken in de 18e eeuw. De focus op het hiernamaals verschoof langzaam richting focus op het leven. Ook het zelf leven bleek de moeite waard. Memento Mori werd langzaam Carpe Diem: pluk de dag. Deze ontwikkeling heeft tot op heden doorgezet: de mens werd steeds minder afhankelijk van God en diens vertegenwoordigers in de vorm van kerk en priesters/dominees. Geloof in een leven na de dood nam daarmee eveneens af. Inmiddels denkt ongeveer 50% van de mensen in Nederland dat de dood het definitieve einde is. De antwoorden die religie bood in het omgaan met lijden en dood zijn hiermee ook grotendeels verdwenen. Lijden is geen beproeving Gods meer, de dood is geen verlossing of heilstaat maar het definitieve einde van een individu. Iemands identiteit eindigt bij zijn laatste ademtocht. Het leven an sich werd daarmee steeds waardevoller:, het was en is alles dat iemand heeft. Lijden wordt een ongewenste ervaring die voorkomen moet worden. De dood als onzichtbare tegenstander die geen verlossing meer brengt is een oncontroleerbare vijand geworden. Er is geen God die troost biedt. Kan euthanasie die troost bieden? Ogenschijnlijk wel. De mate waarin voorstanders zich kunnen vast grijpen aan de controle die euthanasie lijkt te bieden, doet denken dat het een nieuwe vorm van troost is. In zekere zin maakt dit euthanasie een vervanger van God.
Wetenschappen
Deze veranderingen in religieuze identiteit werd tegelijkertijd begeleid door de verdere ontwikkeling van het wetenschappelijk denken, beïnvloed door o.a. het darwinisme, en het langzaam overnemen van de plaats van God als bron van waarheid erdoor. Darwin’s evolutietheorie heeft een rol gespeeld in het vooruitgangsgeloof. Hoewel niet zo bedoeld, heeft menigeen evolutie opgevat als een proces dat naar steeds iets beters leidt. En die vooruitgang ging gepaard met de groeiende gedachte dat de samenleving maakbaar is. Het sociaal-darwinisme bijvoorbeeld, ging uit van dat principe. Verdere wetenschappelijke ontwikkelingen gaven mensen steeds meer inzicht in hoe de wereld in elkaar stak en bouwden een gevoel van veiligheid en ‘grip hebben op’ op. Waar God verdween en mensen liet spartelen, bood wetenschap een nieuw antwoord. De maakbaarheidsgedachte is de voedingsbodem geweest voor het idee dat de dood eveneens te controleren is, en dat ‘we’ uiteindelijk zelf wel bepalen wanneer en hoe we aan ons einde komen.
Filosofie
In filosofisch opzicht vond vanaf eind 19e eeuw een verschuiving plaats die de weg bereidde voor een filosofische stroming die vandaag de dag nog steeds, onbewust, een rol speelt: het existentialisme. In deze stroming gaat men er van uit dat identiteit iets is dat bepaald wordt door de keuzes die je maakt. Er is geen objectieve algehele ‘zin van het leven’, de zin stop je zelf in het leven. De consequenties van deze visie zijn enorm. De mens kon zijn eigen waarheid bepalen en het leven in alle vrijheid invullen zoals hij dat wenst: ‘Je bent wat je doet’, of ‘Je bent de keuzes die je maakt’. De keuze voor euthanasie wordt heden ten dage gezien als een keuze die autonoom en in vrijheid gemaakt kan worden. ‘Ik kies zelf wel hoe en wanneer ik dood ga’. Euthanasie wordt als een verworven recht gezien waar een ander niets meer over te zeggen heeft. Sterker nog, de dood is van een onvoorspelbare spelbreker verworden tot een maakbaar product. Framing in de discussies over euthanasie heeft hier overigens ook een grote rol in gespeeld. In de jaren ’70 en ’80 van de vorige eeuw werd euthanasie nog als een zwaktebod gezien. Vandaag de dag is euthanasie, mede dankzij de inspanningen van de NVVE (Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde) een krachtige keuze van de postmoderne mens die zelf beschikt over zijn eigen lot.
Visie op de dood
Ook in de manier waarop de dood aanwezig is in ons leven is in de recente tijd veel veranderd. De dood is eeuwenlang een vrij normale aanwezigheid geweest in het leven. Met name de afgelopen anderhalve eeuw is daar verandering in gekomen. Sterftecijfers daalden door verbeterde hygiënische omstandigheden en verbeteringen in medische zorg (denk aan de uitvinding van de antibiotica). Waar het eind 19e eeuw nog heel gewoon was dat een moeder één of meer van haar kinderen voor het 5e levensjaar ten grave droeg, is dat inmiddels niet meer zo. In onze samenleving kennen we al decennia lang geen oorlog meer; er liggen geen doden op straat in ons blikveld. Onze ouderen gaan niet meer bij de jongeren inwonen, ze verhuizen naar verzorgingshuizen of verpleeghuizen. Het proces van aftakeling en het uiteindelijke sterven wordt daarmee aan onze ogen ontrokken. Vanaf de jaren ’50 van de vorige eeuw is de medische zorg sterk verbeterd. Mensen leven daardoor steeds langer en kwalitatief beter. De dood werd op de lange baan geschoven door de medische wereld. Ook media hebben invloed gehad. De dood lijkt in het nieuws iets surrealistisch dat ver weg gebeurt. In series als CSI is de dood vooral spectaculair. Het gewone dagelijkse sterven zien we niet. Dat we toch dood gaan, ontdekt iedereen op een gegeven moment. Maar doordat, onder invloed van de genoemde ontwikkelingen, bijna niemand nog weet hoe een min of meer normaal stervensbed eruit ziet is angst voor dat sterven toegenomen. Een stokkende ademhaling (Cheyne-Stokes ademhaling) die regelmatig voorkomt bij het sterven, vinden we dusdanig eng, dat we de dokter vragen het einde te bespoedigen. We kennen dat niet meer, we willen het voorkomen. De dood moet zacht en comfortabel zijn. Euthanasie is een antwoord hierop: deze dood zorgt ervoor dat je niet hoeft te sterven, lijkt de achterliggende, onbewuste, gedachte.
Tolerantie
Tot slot is niet onbelangrijk dat Nederland sinds de Gouden Eeuw een reputatie heeft tolerant te zijn. Onze identiteit in de ogen van het buitenland is grotendeels gebaseerd op die tolerantiegedachte. In Nederland kan en mag alles. Weed roken, abortus plegen, en euthanasie krijgen. In het verlengde van die tolerantiegedachte ligt het ‘bespreekbaarheidsideaal’. Onder het mom van democratisering moet, met name sinds de jaren 70 van de vorige eeuw, alles bespreekbaar zijn in Nederland. En bespreekbaar wordt snel verward met ‘toelaatbaar’. Is er sprake van een selffulfilling prophecy die hier mee speelt? Zijn we een van de koplopers op het gebied van euthanasie omdat we onbewust ons beeld van tolerant Nederland, een land waarin alles bespreekbaar is, willen handhaven? We hebben een reputatie hoog te houden ten slotte, een reputatie waarin een behouden koers niet past.
Onze identiteit?
Alle genoemde factoren hebben in meer of mindere mate een rol gespeeld in de wording van onze huidige samenleving. Onze gezamenlijke identiteit is gegroeid, heeft zich ontwikkeld, en doet dat nog steeds. We leven vanuit de gedachte dat het leven eindig is, maar dat leven is wél maakbaar. Geluk en succes zijn in hoge mate afhankelijk van de keuzes die je maakt. Succes is een goed teken, falen is eigen schuld. Pijn en lijden passen niet in het beeld van het goede leven en dienen zoveel mogelijk vermeden te worden. Met medicatie, of met therapie. De dood is niet in beeld en zodra dit wel het geval lijkt te zijn willen we op z’n minst zelf bepalen hoe en wanneer we dan dood gaan. De maakbare samenleving zoals die in de postmoderne tijd de focus op individueel geluk heeft gelegd, zorgt er impliciet voor dat een bewuste keuze voor de dood in de vorm van euthanasie gezien wordt als een keuze van een sterk, krachtig persoon. Een winnaar. Kortom, er is afgelopen eeuwen een vruchtbare bodem gecreëerd waarin legale euthanasie een plek heeft kunnen krijgen.
Tot slot
Patiënten hebben geen recht op euthanasie, maar dat een dergelijke behandeling wettelijk is geregeld (mits de arts zich aan zorgvuldigheidseisen houdt), kan als een graadmeter voor de stand van onze huidige identiteit gezien worden. Dat er sinds de aanvang van de euthanasiewet sprake is van veranderingen in wat we als ondraaglijk zien, met name de verschuiving van lichamelijk lijden naar andere vormen van lijden (bijvoorbeeld dementie, smetvrees, pensioenangst, blindheid) geeft een signaal af aan de samenleving over wat we kennelijk als een aanvaardbare identiteit beschouwen.
Het argument dat sterven een individuele keuze is, kan eenvoudigweg niet meer opgaan. Sterven is een uiting van een maatschappelijke identiteit geworden. Elke ontwikkeling rondom dat sterven, zoals euthanasie, heeft invloed op die identiteit, zoals het andersom ook gold en geldt. Het bewustzijn hiervan is volledig op de achtergrond verdwenen. Alle huidige dilemma’s rondom euthanasie moeten teruggeplaatst worden in die identiteitscontext. De vraag moet niet meer zijn: mag iemand met dementie euthanasie krijgen? De vraag moet zijn: wat is de identiteit van onze samenleving en willen we dat die zo is zoals nu? De waarden waarop voorstanders zich beroepen (autonomie, zelfbeschikking) zijn waarden die in de identiteit van onze samenleving zitten dankzij de beschreven ontwikkelingen. Het zijn waarden die niet onbeweeglijk zijn, of voor eeuwig onaantastbaar en waar. Zien dat dergelijke waarden de weg hebben bereid voor euthanasie betekent dat euthanasie en de ontwikkelingen daarin invloed gaan hebben op onze identiteit in de toekomst. Wij, vandaag, zijn de wegbereiders voor de identiteit van de samenleving van morgen. Het lijkt niet onverstandig daar een beetje bewust mee om te gaan en de discussies rondom euthanasie daarom in een bredere context te trekken.
Want of euthanasie nu een vervanger van God is, een exponent van een maakbare en tolerante samenleving en het krachtige individu, de ultieme keuzevrijheid of de dood die het sterven moet voorkomen; de onderliggende vragen blijven even relevant.
Dit is zo kortzichtig vindt ik. Lees a.u.b. die casussen over smetvrees en pensioenangst er eens op na op de site van de Regionale Toetsingscommissie’s Euthanasie. Dan lees je toch echt dat er veel meer aan de hand was.