Er waart een nieuw virus door het land, en direct schieten we in de bekende kramp: we negeren de dood. Dat is jammer, want het virus biedt ons, Westerse mensen, ook de kans wat realistischer (en volwassener) met die dood om te gaan.
‘Mag ik even eerlijk zijn?’, twitterde @zinnebloem op woensdagavond. ‘Ik ben bij vlagen echt hartstikke bang’. Twaalf uur later had ze 500 likes te pakken en honderden reacties.
De meeste reacties bevestigden haar angst: ‘Ik ben ook bang’. Of, wat stelliger: ‘Iedereen die zegt dat niet te zijn liegt’. Daarop volgden ook direct de bemoedigingen: ‘Maar we gaan het redden’. Of: ‘Laten we elkaar steunen en opbeuren als iemand er echt doorheen zit.’ Er rolden ook de nodige adviezen haar timeline in: ‘Stoppen met media volgen kan helpen’. En: ‘Ga van Twitter af’. Of: ‘Versterk je immuniteit. Neem extra vitamine C.’
Tegenover de angst staat de berusting, al werd die slechts door een enkeling aangehaald. ‘Relativeer’, zegt er één. ‘Ik heb vrij zware astma – ben dus risicogroep – en ik maak me totaal geen zorgen.’ De ware stoïcijn zit hier ook bij: ‘Ik heb er helemaal geen last van. Ik kan er niks aan veranderen, dus heeft het geen zin om me er druk over te maken.’
Bang voor de dood?
Intrigerend aan de reacties, is dat niemand vraagt waarvoor @zinnebloem nou eigenlijk bang is. Iedereen heeft daar blijkbaar zijn of haar gedachten bij, terwijl het maar de vraag is of dat voor ‘de ander’ ook geldt. Is ze bang voor chaos en paniek? Is ze bang om besmet te worden door het coronavirus? Is ze bang voor de dood? Is ze bang voor een leven zonder op bezoek te kunnen gaan bij haar ouders? Is ze bang voor het verlies van haar baan?
Eén van de reacties benoemt nadrukkelijk wel de angst voor de dood. Er zijn in Nederland op dit moment (donderdagochtend 19 maart) zo’n 60 mensen overleden aan de gevolgen van de coronabesmetting. ‘Nu zijn dit nog doden op afstand’, constateert hij. ‘Straks zijn het familieleden, collega’s, buren, zakelijke relaties e.d.’ Hiermee wordt mijns inziens een wezenlijk onderwerp aangesneden. En zoals altijd bij dit wezenlijke onderwerp, staan we er nauwelijks bij stil.
Niemand weet hoeveel doden er nog zullen vallen in Nederland. Er is in de Tweede Kamer door Geert Wilders geroepen dat het kabinet met de levens van ‘honderdduizenden mensen’ speelt. In de krant van vandaag (Trouw, 19 maart) wordt een verontwaardigde Hans Heesterbeek aangehaald, hoogleraar theoretische epidemiologie aan de Universiteit Utrecht. ‘De laatste dagen regent het mensen die roepen dat er zo in Nederland 40.000 doden per jaar vallen, of nog meer. Dat is onzin naar mijn mening, en moet je niet roepen.’
Welk aantal is dan géén onzin? Helaas wil Heesterbeek daar niets over zeggen. En ik heb ook nog niemand anders er iets over horen zeggen. Durven we dat niet?
Die 40.000 komt niet zomaar uit de lucht vallen. Het is het resultaat van een berekening waarbij het aantal doden (bijvoorbeeld in China en Italië) gerelateerd wordt aan het aantal mensen dat getest is. Die berekening is behoorlijk onzinnig omdat Nederland een ander testbeleid heeft dan die twee genoemde landen. Andere berekeningen zijn gebaseerd op het aantal doden in relatie tot het aantal besmetten. Hierbij wordt eveneens gekeken naar andere landen. Ook die berekening is weinig betrouwbaar, omdat het aantal doden sterk afhankelijk is van de kwaliteit van de gezondheidszorg en de beschikbare IC-capaciteit. En die verschilt enorm van land tot land.
Kramp
Het is jammer dat we – in een reflex – vanzelfsprekend in de bekende doodontkennende kramp schieten. Het is vergelijkbaar met de houding van de gemiddelde oncoloog die de boodschap moet overbrengen dat iemand kanker heeft. Die persoon zelf (en alle naasten om hem/haar heen) koppelt ‘kanker’ direct aan de optie ‘dood’, maar wordt ertoe verleid vooral mee te gaan in een wereld waarin over ‘behandelingen’ en ‘strijden’ wordt gesproken.
In ons boekje Levenseindegesprekken presenteren we diverse manieren die zorgprofessionals kunnen gebruiken om meer aandacht te besteden aan het levenseinde. ‘Scenario’s noemen’ is één van die manieren. Deze methodiek is ook toe te passen op de huidige situatie rondom corona. In het kort gezegd komt het erop neer dat je in een gesprek het beste scenario, het meest waarschijnlijke scenario en het slechtste scenario benoemt. ‘Wie dergelijke scenario’s vanaf het begint voorlegt, en regelmatig checkt hoe de realiteit zich verhoudt tot die scenario’s, zal een patiënt nooit kunnen verrassen met de uitnodiging om over het levenseinde te gaan praten. Immers: in het driesporenbeleid is het levenseinde, als uitkomst van de geconstateerde ziekte, altijd al meegenomen.’
Slechtnieuwsgesprek
In zijn TV-toespraak noemde premier Mark Rutte Nederland ‘een patiënt’. Dat is mijns inziens een treffende metafoor. Ook omdat het direct de vraag oproept hoe je een goed slechtnieuwsgesprek voert met die ‘patiënt’. Dat gesprek is in feite nog niet gevoerd, terwijl daar wel alle reden toe is.
Als we het genoemde driesporenbeleid op ons land toepassen, is ‘het beste scenario’ natuurlijk dat het coronavirus als sneeuw voor de zon verdwijnt, en dat we weer overgaan tot de normale, hectische orde van de dag. Het (vooralsnog) ‘meest waarschijnlijke scenario’ is door Rutte in de TV-toespraak benoemd, maar wat mogen we verwachten als de gekozen strategie van die groepsimmuniteit werkt? Met hoeveel extra overlijdens, als gevolg van corona, moeten we rekening houden? En als die gekozen strategie niet gaat werken (‘het slechtste scenario’), op welke realiteit moet de samenleving zich dan voorbereiden?
Het onderwerp ‘dood’ negeren of zelfs bewust wegdrukken is in mijn optiek geen verstandige zet. Want hoe je het ook wendt of keert, Magere Hein zal van zich laten horen. Meer dan anders. Juist daarom is de huidige situatie ook een kans om wat realistischer (en volwassener) met de dood om te gaan.
Tekst: Rob Bruntink
N.B.
Artikelen op deze website kunt u gratis lezen. Een donatie voor de auteur is welkom. Dat kan hier.
Geef een reactie