Doen hospices eigenlijk nog wat anders dan klein-verpleeghuisje spelen? Ik vraag het me af.
Toen in de jaren ’90 van de vorige eeuw hospices in Nederland werden opgericht, was dat in diverse opzichten – organisatorisch, zorginhoudelijk – een spectaculaire ontwikkeling. Er werd plots een gezondheidszorgdienst aangeboden – de opvang van stervenden – door ándere partijen dan gezondsheidszorginstellingen. Niet door thuiszorgorganisaties dus. Ook niet door ziekenhuizen, niet door verpleeg- of verzorgingshuizen, nee, door particulieren: groepjes mensen die bij elkaar kwamen en een gebouw huurden of kochten, vrijwilligers regelden en zich open stelden voor doodzieken en hun naasten.
De overheid schrok zich wild, zette de Projectgroep Integratie Hospicezorg aan het werk en een half decennium later was het ergste leed geleden. Hospices waren onderdeel van de reguliere zorg geworden, sterker nog: de meeste hospicevoorzieningen die sinds begin van dit millennium zijn opgericht, zijn initiatieven van ‘gewone’ gezondheidszorginstellingen. Die verpleeg- en verzorgingshuizen dus. Of thuiszorgorganisaties.
Eind goed, al goed?
Nee. Want waar is de vernieuwingsdrang van weleer gebleven? Waar is het trendsettende vermogen?
Op een enkele uitzondering na, zie ik het nergens. Er zijn de afgelopen tien jaar richtlijnen palliatieve zorg gemaakt. Er zijn consultatieteams palliatieve zorg opgericht. Er zijn Café’s Doodgewoon gestart. Er zijn tal van initiatieven op gebied van nazorg ontwikkeld.
Het gros van de hospices schitterde door afwezigheid.
Outreachend werken bij patiënten thuis? Kennis delen? Klinische avonden houden in ziekenhuizen over palliatieve zorg? Partij zijn in het maatschappelijke debat over doorbehandelen of euthanasie? Voorlichtingsavonden houden over aspecten van het sterven? ‘Leidend’ zijn in netwerken palliatieve zorg? Het voortouw nemen in sectoroverstijgende debatten over ‘goede’ palliatieve zorg? Palliatieve dagbehandeling? Inloophuisfunctie?
Ze doen het niet.
Wat doet de overgrote meerderheid van de hospices ondertussen wél? Klein-verpleeghuisje spelen. Dat doen ze overwegend goed hoor, voor zover ik kan beoordelen.
Maar tjonge. Wat had er nog veel méér gekund.
De ‘vernieuwingsdrang van weleer’ van hospices was gelegen in de wens voor een goede zorg voor de stervende en ondersteuning van het sterfproces. Je zou haast zeggen uit nood geboren, want daar ontbrak het behoorlijk aan. Het vernieuwende van hospices zat ‘m vooral in de ‘tijd, ruimte en aandacht’ voor dit proces. Iemand die gaat sterven trekt zich terug uit de buitenwereld en keert naar binnen. Het lijkt erop of hospices dat weerspiegelen. Het zijn inderdaad naar binnen gerichte instellingen. Terecht, immers gericht op dat proces. Tegelijkertijd is er veel kennis, wijsheid en kunde opgedaan in de laatste decennia. Het is jammer om daar niet mee naar buiten te komen. Ik denk dat er een verandering in de lucht hangt. De aarzeling zit ‘m er in dat hospices het proces van sterven, daar waar het hen ooit om te doen was, willen blijven bewaken.