Deze week bracht André Rhebergen, directeur van Agora (het landelijk ondersteuningspunt palliatieve zorg) het bericht in de wereld dat hij per 1 oktober de vlag overdraagt aan Clémence Ross, een vrouw die we vooral nog kennen als staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport uit een paar Balkenende-kabinetten. De opvolging is om meer dan één reden een sterke keuze.
Rhebergen was al gepokt en gemazeld in de lokale en regionale palliatieve zorg toen hij directeur werd van een landelijke palliatieve zorgorganisatie. Ik herinner me nog goed de eerste ontmoeting, ergens midden jaren ’90, net voordat of nadat het Rotterdamse Centrum voor Ontwikkeling Palliatieve Zorg (COPZ) was gestart. Hij ontving me in zijn kamer en ik was onder de indruk van al die grote en kleine projecten, initiatieven en plannen waarbij hij was betrokken. Het was vooral zo indrukwekkend omdat ieder project, initiatief of plan een eigen post-it papiertje had gekregen op één van de wanden van zijn kamer. Er hingen er wel 100.
Nu zijn we zo’n 20 jaar verder. Eén van de belangrijkste zaken in zijn (officieel) 24-urige baan, was de vorming van de landelijke ondersteuningsstructuur palliatieve zorg. Dit is al meer dan twee jaar een heet hangijzer. (Zie ook dit prachtige stuk, De dans der instituties, van Ad Standaart.) Zoals wel vaker bij de overleggen die hiervoor nodig zijn, draait het vermogen om ergens uit te komen om ‘de klik’ die mensen al dan niet met elkaar hebben. In het overleg had hij onder meer te maken met de baas van het Integraal Kankercentrum Nederland, Norbert Hoefsmit. Ook Frans Jaspers, vanuit de Nederlandse Federatie van Universitair Medische Centra, is bij de totstandkoming van die landelijke ondersteuningsstructuur betrokken. Wie deze drie heren kent weet: André past niet in dit rijtje. Zoals hij zelf zegt: “Het kwam maar niet van de grond, die ondersteuningsstructuur. In de ogen van andere partijen leek ik, als persoon, onderdeel van het probleem. Nu een transitie in de palliatieve zorg nodig is, is hét moment gekomen om plaats te maken.”
En dan komt Clémence Ross ten tonele. Palliatieve zorg is voor haar bekend terrein, vanwege haar staatssecretarisschap. Zij heeft in een klein decennium tijd de basis gelegd voor een wereld waarin palliatieve zorg tot een volwaardig onderdeel van de gezondheidszorg kon uitgroeien. Vanuit haar hoedanigheid als staatssecretaris opende zij in 2006 het eerste Nationaal Congres Palliatieve Zorg. Haar bekendheid met het onderwerp is een absolute pré voor Agora, maar evengoed voor tout palliatief Nederland.
Daarnaast is er nog het gewicht dat zij in de schaal legt. Net als de heren Hoefsmit en Jaspers, is Ross gewend om ‘groot’ te denken. Zo’n Jaspers, net weg als bestuurder bij het UMC in Groningen, kreeg een vertrekpremie van minstens 232.000 euro mee. Dat is weliswaar de helft van het jaarbudget van heel Agora, maar nu staat daar een vrouw aan het roer die hem (maar ook IKNL-baas Hoefsmit) een kleine jongen kan vinden. Dat praat toch anders, aan zo’n onderhandelingstafel.
Benieuwd hoe dat overleg nu verder gaat. Met Ross als opvolger krijgt dit ongetwijfeld een interessante impuls.
Geef een antwoord