In het hospice begroette ik eens een bewoner met de – tot dat moment, vond ik – neutrale vraag ‘Dag meneer Huppelepup, hoe gaat het met u?’
Het antwoord was een tikkeltje, eh, afstraffend:
‘Ik heb longkanker, ik heb uitzaaiingen in mijn nek en ik lig hier dood te gaan in een hospice: hoe denkt u dat het met me gaat? Nou? Wat dacht u van ‘knap slecht’?’
Er valt vanalles over te mitsen en te maren, maar eigenlijk vond ik dat een terecht antwoord. De wereld gaat ten onder aan goede bedoelingen, en die vraag van mij was er zo’n één. Althans: zo beleefde hij het.
Tegenover deze bewoner staan tientallen bewoners die ‘gewoon’ antwoord gaven. ‘Ik heb goed geslapen, dank je’. Of ‘Prima, ik verheug me op de komst van m’n dochter zometeen.’
Ik wil maar zeggen: in gesprek gaan met iemand die ongeneeslijk ziek is, is niet altijd even makkelijk of voorspelbaar. Ook het moment luistert nauw. Timing is everything, zeggen we dan in goed Nederlands.
In de palliatieve zorgverlening is anticiperen op alles wat nog komen gaat een belangrijk fundament. Er is zelfs een klinkende term voor dit onderdeel van de zorg: advance care planning. Een werkbare vertaling is ‘vroegtijdig praten over het levenseinde’. Diverse vragen kunnen hierbij de revue passeren: in welke situaties willen mensen die ziek zijn nog ingestuurd worden naar een ziekenhuis, en wanneer niet? Hoe denken zij over reanimatie? Wat weten zij over palliatieve sedatie of euthanasie? Welke gedachten bestaan er over het sterfbed? En staat dat bed thuis, of zien zij meer in een laatste levensfase in een hospice of een verpleeghuis? En, ook een belangrijke: wie wordt hun wettelijk vertegenwoordiger als zij zelf niet meer in staat zijn hun wensen uit te spreken?
Natuurlijk zijn het geen vrolijke onderwerpen. Maar patiënten realiseren zich vaak goed dat het waarde heeft om al in een vroeg stadium over hun toekomstige wensen na te denken. Over grotere thema’s als euthanasie of palliatieve sedatie hebben de meeste mensen al wel de nodige gedachten. Maar onderwerpen als: wanneer wil ik nog wel of niet naar het ziekenhuis, wanneer is reanimatie gewenst of in hoeverre moet een longontsteking met antibiotica worden behandeld… Het is bij patiënten vaak onbekend dat zij in situaties terecht kunnen komen waarin dergelijke keuzes gemaakt moeten worden. Door erop voorbereid te zijn, is het risico minder aanwezig dat er – veelal in crisissituaties, en veelal door anderen dan henzelf – keuzes worden gemaakt die zij niet hadden willen maken. Het komt de kwaliteit van de verleende zorg ten goede, als bekend is wat de wensen zijn.
U zult misschien denken: ‘Tjongejonge, dit zijn gesprekken waardoor de verzoeken om euthanasie alleen maar zullen stijgen. Om depressief van te worden!’ Maar het tegendeel is waar, blijkt uit onderzoek. Juist door erover te praten, komen mensen tot rust. Men krijgt wat meer de zekerheid dat de laatste levensfase zoals zij die zichzelf toewensen overeen gaat komen met de toekomstige realiteit.
Dus mocht u vanavond nog niets te doen hebben? Zet eens wat op papier over de genoemde thema’s. U maakt het werk van uw toekomstige zorgverleners er een stuk makkelijker door.
Rob Bruntink
Geef een antwoord