Desiree Helmond is trainer. Ze heeft een eigen bureau: Trainen met Zorg. Ze verzorgt scholingen over onder meer het sterven en dementie voor onder andere Sonnevelt Opleidingen, Into D’mentia en SVOZ-Opleidingen in de zorg. Tien vragen aan Desiree Helmond over de dood.
Kun je je herinneren wanneer je voor het eerst met de dood in aanraking kwam? Hoe ging dat?
“Ik groeide op in het buitengebied van Lienden, in een boerderij, in the middle of nowhere, bij de Rijn. In de verre omtrek om ons heen lagen nog een paar andere boerderijen. Ik was waarschijnlijk vier jaar oud toen één van de buurvrouwen uit zo’n boerderij ernstig ziek werd en overleed. Mijn ouders stonden op het standpunt: ‘Als er een kind geboren wordt, gaan we met z’n allen op kraamvisite. Nu er iemand is overleden gaan we met z’n allen afscheid nemen.’ Voor hen hoorde de dood net zo bij het leven als de geboorte. Het was dus heel gewoon dat ik met hun meeging, hoe jong ik ook was. Ik kan het beeld nog steeds makkelijk oproepen: hoe die buurvrouw op haar bed opgebaard lag. Voor die tijd waren m’n ouders misschien best vooruitstrevend. Want het was zeker niet gangbaar om op deze wijze met kinderen een overledene te gaan groeten. Of misschien lag het aan het feit dat we op een boerderij woonden. Daar is de link met de dood sowieso altijd sterker aanwezig dan bij mensen die in een stad wonen.”
Heb je gedachten over je uitvaart?
“Jazeker, die heb ik. Ik heb ook het één en ander op papier staan, of beter gezegd: mijn wensen staan in het boek ‘Als ik er niet meer ben’. Het ligt op mijn bureau, mijn man en kinderen weten dat. Ook al heb ik bepaalde wensen, mijn man en kinderen weten ook dat ik het belangrijk vind dat zij een uitvaart doen waarbij zij zich goed voelen. Ze mogen dus heel veel zelf invullen. Er zijn een paar dingen die ik echt niet wil. Ik wil bijvoorbeeld niet begraven worden. En als mijn nabestaanden mijn as willen verstrooien, wil ik niet in water verstrooid worden. Verder heb ik nog een paar kleine dingen omschreven. Zoals: ik wil niet dat mijn mond wordt dichtgenaaid. Dat gebeurt nogal eens, maar ik wil dat niet. Ik wil gewoon niet dat mij de mond wordt dichtgesnoerd, ook niet na mijn overlijden. Doe maar gewoon een steuntje onder de kin.”
Mijn ouders stonden op het standpunt: ‘Als er een kind geboren wordt, gaan we met z’n allen op kraamvisite. Nu er iemand is overleden gaan we met z’n allen afscheid nemen.’ Voor hen hoorde de dood net zo bij het leven als de geboorte. Het was dus heel gewoon dat ik met hun meeging, hoe jong ik ook was.
Waar ben je het meest trots op?
“Ik ben trots op meerdere dingen, maar het meest trots ben ik op mijn kinderen. Ik heb er twee, een zoon en een dochter. Ze zijn beiden al in de dertig. Ik ben trots op hoe ze in het leven staan. Dat ze een sterk moreel kompas hebben. Dat ze goed nadenken, voordat ze ergens in mee gaan. Nou valt natuurlijk nooit met zekerheid te zeggen dat dat door de opvoeding van mijn man en mij komt, maar ik hoop dat we er op één of andere manier een basis voor hebben gelegd.”
Bezoek je herinneringspagina’s van overleden vrienden/vriendinnen of familieleden, bijvoorbeeld op Facebook? Zo ja, lees je dan alleen de berichten die er staan, of laat je zelf ook een bericht achter? Zo nee, waarom niet?
“Nee, ik bezoek nooit dergelijke pagina’s. Het komt eerlijk gezegd niet eens in me op. Misschien is dat een generatiedingetje. Ik heb liever persoonlijk contact met nabestaanden, om herinneringen op te halen of – zoals Manu Keirse dat zo mooi verwoord heeft – ‘een bedding te creëren waarin het verdriet kan stromen’.”
Zou je je leven over willen doen?
“Nee. Ik ben dik tevreden over mijn leven, maar ik zou het niet nog eens hoeven doen.”
Is het leuk om ouder te worden?
“Volmondig ja. Onder andere omdat je beter kunt relativeren, minder onzeker bent dan vroeger en beter weet wat je moet doen om van het leven te genieten. Ik hoop zo oud te kunnen worden als mijn moeder – ze overleed op haar 85e – maar mocht mijn tijd toch eerder zijn gekomen, dan heb ik daar vrede mee. Ik heb in m’n leven kunnen doen wat ik wilde doen. Er zijn geen dingen die zijn blijven liggen. Daardoor voel ik een flinke rust, ook dat is fijn.”
Heb je een bepaalde wensverklaring opgesteld over de laatste levensfase?
“Zo’n zes jaar geleden bleek dat ik een hartkwaal heb. Sindsdien heb ik een niet-reanimerenverklaring. Mijn man en kinderen weten dat ze me mogen laten gaan als ik neerval terwijl zij in de buurt zijn. Maar ik heb ook gezegd: ‘Mocht je dat niet aankunnen en mij toch gaan reanimeren, weet dan dat ik je bij voorbaat vergeef, ook als ik er niet zo goed uitkom’. Verder heb ik bij de notaris geregeld dat mijn man namens mij over medische zaken mag beslissen als ik niet meer wilsbekwaam ben. Mocht mijn man er niet meer zijn als dat gebeurt, of mochten mijn man en ik gezamenlijk wilsonbekwaam zijn, dan hebben onze kinderen het voor het zeggen. Ik heb er alle vertrouwen in dat zij namens ons de juiste beslissingen kunnen nemen.”
Verder lezen
Denkend aan de laatste levensfase, wat is waardigheid voor jou?
“In de scholingen die ik geef komt het begrip ‘waardigheid’ vaak voorbij. Er zit bijna altijd wel iemand in de groep die iets zegt als ‘Het sterven moet wel waardig zijn’ of ‘Als iemand incontinent is, dan vind ik dat mensonwaardig’. Wat ik dan zeg, en wat ik ook echt zo vind, is dat de vraag of iets waardig of onwaardig is vooral in hoofden van de omstanders zit. Zij vinden ergens iets van. Ik vraag me af of de persoon zelf daarmee bezig is. Ik stel me voor dat ik in de laatste levensfase zit. Mogelijk ben ik incontinent. Mogelijk ruik ik naar. Mogelijk verlies ik allerlei functies. Is dat een onwaardige aftakeling? Of is dat iets wat – heel feitelijk – bij het afsterven van het lichaam hoort? Ik denk dat laatste. Kijk, als je dat niet wilt meemaken, dan kun je in Nederland een euthanasieverzoek doen. Die keuze wordt in de media vaak knap en moedig genoemd. Ik denk: je kiest dan in feite voor een veilig sterven: met een arts erbij, en eventueel ook nog met je naasten bij je. Hoe stoer is het niet om je leven juist tot het eind uit te leven? Persoonlijk vind ik dat het toppunt van waardigheid.”
Heb je een bucketlist?
“Nee, die heb ik niet. Ik ben 65. Ik zou kunnen nadenken over stoppen met werken. Maar ik vind het daarvoor nog veel te leuk. Dus ik hoop nog de nodige jaren te kunnen blijven werken.”
Moet aan het eind van het leven alles uitgesproken en/of besproken zijn?
“Nee, dat hoeft niet. In ons gezin wordt al veel met elkaar gepraat, er zal – schat ik in – weinig meer zijn dat al niet eerder gezegd is.”
Bestel hier het
tweede deel van de Compact Reeks
Geef een reactie