Anne Christine Girardot is regisseur. Onder andere met haar man John Gruter vormt ze het bedrijf Nachtzon Media. Ze maakte bijna tien jaar het tv-programma De Kist en bracht in 2017 de documentaire Tijd om te sterven uit, over het leven in het hospice waar ze jarenlang als vrijwilliger werkte. Momenteel werkt ze onder meer aan een documentaire over rouw in coronatijden en voert ze tweewekelijkse gesprekken voor een documentaire voor de HUMAN over afscheid, troost en rouw met psychiater Dirk de Wachter die zelf met kanker kampt. In deze rubriek beantwoordt Anne Christine Girardot tien vragen over de dood.
Kun je je herinneren wanneer je voor het eerst met de dood in aanraking kwam? Hoe ging dat?
“Ik moet ongeveer 7 of 8 jaar zijn geweest toen een jongetje van school op straat een afdaling met zijn longboard deed, en toen bijna verongelukte. Dat was de eerste keer dat de mógelijkheid van de dood zich aandiende: het leven kan dus zomaar ophouden, de dood is op iedere hoek van de straat aanwezig. Dat besef voelde ik toen heel sterk. Toch kan dat niet de eerste keer zijn geweest dat het bestaan van de dood tot me doordrong. Want mijn moeder vertelde mij een paar jaar geleden dat ik als 5-jarig meisje een weekend uit logeren was geweest bij een bevriend stel, en dat ik hen het hemd van het lijf had gevraagd over de dood. Wat dat was, hoe dat voelde, waar je dan naar toe ging… Dat soort vragen. Het stel had na dat weekend tegen mijn moeder gezegd dat ik voor mijn leeftijd ‘een erg ernstig meisje’ was.”
Begraven of cremeren, weet je al wat het voor jou moet worden? Als het begraven is, waar moet je graf komen? Als het cremeren is, wat moet er met je as gebeuren?
“In mijn familie is ‘begraven’ de traditie, maar ik heb niets tegen cremeren. Als ik het voor het kiezen heb kies is voor begraven. Ik vind dat minder gewelddadig dan cremeren. En waar? In Deventer. Ik woon al 28 jaar in Nederland, maar pas sinds ik in 2006 in Deventer ben gaan wonen voelt het alsof ik hier mijn plek heb gevonden. Overigens vind ik dat mijn nabestaanden het voor het zeggen hebben, of ze me willen begraven of cremeren. Zij moeten ermee verder. Het moet voor hen kloppen.”
Dat was de eerste keer dat de mógelijkheid van de dood zich aandiende: het leven kan dus zomaar ophouden, de dood is op iedere hoek van de straat aanwezig. Dat besef voelde ik toen heel sterk.
Voor wie is doodgaan het meest erg: voor de stervende of de naaste(n)? Waarom?
“Dat is een lastige vraag. Het ligt erg aan hóe je dood gaat. Een plotselinge dood lijkt me per definitie minder erg voor de stervende dan voor de naaste, want die stervende merkt er niets van. Bij een dood die je kunt zien aankomen ligt het wat genuanceerder. Dan ligt het er bijvoorbeeld ook aan hoe je je als stervende tot die dood verhoudt. Als je je ermee kunt verzoenen, is het een ander verhaal dan wanneer die verzoening er geheel niet is. Maar al met al denk ik dat het voor de persoon die sterft het minst erg is.”
Als je een scenario moet schrijven voor je ideale dood, hoe ziet dat er dan uit?
“Mijn ideale dood is geen plotselinge, maar een dood die je ziet aankomen. Laten we zeggen dat er dan zo’n 1 à 1,5 jaar zit tussen de diagnose van een dodelijke ziekte en het sterven zelf. Dat je dus tijd krijgt om afscheid te nemen, dat je tijd krijgt om aan het idee te wennen en dat je je naasten kunt meenemen in dat proces. Natuurlijk weet ik dat het een tijd kan zijn vol pijn en verdriet, maar tegelijkertijd kan het ook een waanzinnig rijke tijd zijn. Een tijd waarin je je sterk verbonden weet met je geliefden, een tijd waarin de liefde bijna tastbaar wordt. Dat zou ik niet willen missen.”
Is de dood het einde van alles? Zo niet, wat wordt het dan?
“Nee, het is niet het einde van alles. Ik ben een gelovig mens, al heb ik geen uitgekristalliseerd idee van hoe het daarna is. Maar ‘iets’ gaat door. Ik kan me niet voorstellen dat alles abrupt eindigt. Sowieso geldt dat je blijft bestaan in de gedachten en harten van je naasten. Dus ook als er niets is, gaat er iets door. Ik merk dat bij mezelf: mijn vader is al 15 jaar dood, maar ik denk bijna dagelijks aan hem.”
Verder lezen
Hoe moet jouw kist eruit zien?
“Ik wil geen kist. Dat is mij te steriel en te benauwend. Ik hou van vrijheid, ik wil me niet laten opsluiten in een minuscule ruimte, ook niet na mijn dood. Dus doe mij een lijkwade, en wikkel mij daarin. Het liefst zo eenvoudig en naturel mogelijk. Naakt dus. Nou okee, doe mij vanwege de zedigheid een onderbroekje aan. Maar verder echt zo naturel mogelijk.”
Zijn er levenslessen die je achter zou willen laten? Zo ja, aan wie?
“Ik denk dan vooral aan mijn kinderen. Lessen als: leef je leven, leef met passie, wees niet bang om fouten te maken (want daar kun je van leren), blijf bij jezelf en let goed op de lieve mensen om je heen. En erken ook dat zij soms voorgaan.”
Als je doodgaat blijft er veel digitale informatie van jou achter (mails, socialmedia-accounts e.d.). Heb je daar iets voor geregeld?
“Nee, totaal niet. Daar moet ik wel een keer iets mee, want ik hoorde onlangs nog van iemand dat hij heel veel moeite moest doen om het Facebookaccount van zijn overleden vrouw te laten verwijderen. Dergelijk gedoe wil ik mijn man en kinderen niet aandoen.”
Zijn er persoonlijke spullen te noemen waaraan je veel waarde hecht, en die je daarom ook om je heen wilt hebben als je op sterven ligt?
“Nee.”
Wie mag er in de laatste levensfase voor jou beslissen als je het zelf niet meer kunt? Waarom juist die persoon, en vanwege welke eigenschappen is dat dan?
“Mijn man John. Hij kent mij het best, hij weet precies wat bij mij past. Bovendien is hij erg zorgzaam, dus hij zal zoeken naar een oplossing waarmee wij beiden goed kunnen leven… of sterven.”
Bestel hier het
tweede deel van de Compact Reeks
Geef een reactie